‘Sta op uit je slavengraf!’
‘Hoe lang nog blijf je
slaaf? Hoe lang nog ben je bereid te doden en je te laten doden in naam
van de vrijheid, in naam van kroon en troon, in naam van de oude goden?
Heel de aarde is doordrenkt van bloed en zweet van slaven. Vol is de
lucht van hun angstkreten. In opdracht van de slavenmeesters is er
gedood, gemoord, geplunderd en verkracht. Zij richten je af tot
gehoorzame honden, laten je blaffen of bijten op bevel en voor een
ranzig bot lik je hun hielen, kwispelt je geest. De slavenmeesters
hebben de wereld tot één grote gevangenis gemaakt. Ze dreigen met angst,
wapens en wetten. Even is er vrede, dan klinkt hun oorlogstrommel weer.
Overal jagen ze je op, regelen ze je leven, geven ze je af en toe rust
en ontspanning, brood en spelen. Maar zíj bepalen wanneer je moet
vechten, vluchten of rusten. Je bent hun prooidier dat ze dag en nacht
besluipen. Velen voelen het niet eens. Hun slavengeest is al te oud of
verdoofd geraakt in een fraaie gevangenis die geen ijzeren tralies
kent.’
‘Sta
op uit je slavernij. Schud af je slavenjuk. Breek de gouden scepter van
de leugengoden en de slavenmeesters. Sla de zweep die jou eeuwenlang
sloeg doormidden. Breek het foltertuig waarmee je zo lang gemarteld
werd. Verwerp die ideeën die als ijzeren tralies zijn. Sta op uit je
slavengraf! Jullie zijn kinderen van het ene, adem van de geest van
vrijheid. Laat je leiden door de meester in je innerlijk koninkrijk, en
het rijk der slaven is voorgoed verslagen. De grenzeloze vlag van
vrijheid en liefde rijst op tot in de hoogste hemel. Niemand zal jou
ooit nog bezitten, want je vond de liefde die als geestkracht door alle
tralies van de wereld waait, de sleutel die iedere gevangenis opent en
zelfs slavendrijvers bevrijdt van hun eigen eeuwenoude slavernij.’
M.M. Uit: De Meester van de Eindtijd , 2011, p. 115-116 en 118-119
Augustinus: De stad van God
In
de ‘donkere’ Middeleeuwen, overigens lang niet zo donker als menigeen
denkt, heerste bij nogal wat mensen op het platteland en in de
heidegebieden de idee dat een epidemie een ‘straf van God’ of een
creatie van demonen was.
Van de in Numidië (Noord-Afrika) geboren
Aurelius Augustinus (345-430), ook wel Augustinus Africanus genoemd
vanwege zijn donkere huid, komen we hierover meer te weten. Augustinus
wordt gezien als een van de grootste christelijke denkers en kerkvaders,
wiens beschrijvingen van de klassieke cultuur tallozen beïnvloedden,
tot in de Middeleeuwen en ver daarna. In zijn vermaarde boek De stad van God (Boek
XV) spreekt hij openlijk over de demonische ‘bokkengod’ Pan en over de
bos- en veldgod Silvanus, die door verschillende betrouwbare en
geloofwaardige mensen waren waargenomen. In sommige mythologische
overleveringen is als variant van de god Pan sprake van de god Faunus.
Deze ‘goden’ gedroegen zich vaak uiterst onbeschaamd jegens vrouwen en
dwongen regelmatig geslachtsgemeenschap met hen af. In de volksmond
werden ze incubi genoemd. Waarschijnlijk gaat het hier om chimaera’s
(mengwezens), kruisingen tussen ‘gevallen engelen’ en dieren of tussen
mensen en dieren (sodomie). In de voorjaarsprocessies van de
voorchristelijke mysteriën van Delphi waren het de chimaera’s die de
stoet afgesloten. Ook Marco Polo (1254-1324) spreekt in zijn
reisverslagen over het bestaan van chimaera’s.
De
god Pan verscheen bij voorkeur plotseling op een hete zomermiddag aan
de plattelandsbevolking en zorgde dan voor grote paniek. Woorden als
‘panische schrik’ of ‘panische angst’ zijn rechtstreeks te herleiden tot
de schrik of angst die Pan teweegbracht, speciaal bij vrouwen. In
diverse oude verhalen wordt de ‘god’ Pan omschreven als een wellustige
demon die het vooral op vrouwen had gemunt. Zijn pansfluit heeft niet
voor niets een dubbele betekenis gekregen. De geschiedenis van Pan gaat
ongetwijfeld terug op ‘de gevallen engelen’ (wachters), die paarden met
de ‘vrouwen der mensen’, waaruit het geslacht der reuzen is
voortgekomen. Toen zij echter ook geslachtsgemeenschap hadden met
dieren, ontstonden de chimaera’s. In mijn onlangs verschenen manifest Code Rood: Alarm! Mensheid en planeet aarde in gevaar, is hierover meer te lezen.
Augustinus
was goed op de hoogte van de ‘gevallen engelen’. Hij ziet ze echter
niet als spirituele wezens, maar als afstammelingen van Seth. Dit in
tegenstelling tot het lange tijd door de kerk verboden Boek Enoch,
waarin sprake is van engelen als spirituele wezens die ‘gevallen’ zijn
door hun geslachtelijke omgang met de vrouwen der mensen. Boek Enoch
was ook bekend bij de gnosticus en mysticus Mani (216-277), van
geboorte Joods en stichter van een wereldwijde gnostisch-christelijke
gemeenschap. In Boek IX van De stad van God beschrijft
Augustinus de demonen en in Boek X is meer te lezen over de ‘goede
engelen’ en de ‘demonen’. In zijn werk besteedt hij veel aandacht aan de
rol van de Christus als middelaar tussen God en de mensen.
Oorlog tussen ‘de kinderen van het licht’ en ‘de kinderen van de duisternis’
In
Boek XV schrijft Augustinus uitgebreid over het ontstaan van de
dramatische strijd tussen ‘twee gemeenschappen’ ofwel ‘twee steden’, een
strijd tussen ‘de kinderen van het licht’ en ‘de kinderen van de
duisternis’, Aan de ene kant de gemeenschap van God en zijn getrouwen,
aan de andere kant de van God afvallig geraakte engelen en mensen. Deze
geschiedenis begint volgens hem bij Kaïn en Abel, ‘de zonen van God,’
waarover Genesis 6 spreekt. Volgens Augustinus waren het geen engelen, geen spirituele wezens, maar mannen
uit de nakomelingschap van Seth die ‘huwden’ met de ‘de dochters der
mensen’, waardoor een vermenging van beide ‘steden’ of ‘gemeenschappen’
ontstond, wat onder andere tot het ontstaan van het ras der reuzen
leidde en een groot moreel en genetisch verval ten gevolge had. Volgens
Augustinus besloot God daarom tot de zondvloed en zou hij door de hele
geschiedenis van de mensheid heen corrigerend, helpend, ondersteunend en
straffend optreden om een totaal verval van de mensheid te voorkomen.
Over wie of wat deze ‘God’ nu precies is, zijn de meningen tot de dag
van vandaag verdeeld.
In
de ‘oorlogsrollen’ van Isaiah (de Dode-Zeerollen) wordt gesproken over
een oorlog tussen ‘de kinderen van het licht’ en ‘de kinderen van de
duisternis’, een thema dat trouwens in meer religies voorkomt en overal
duidelijk laat zien dat de eindoverwinning aan God en de ‘kinderen van
het licht’ toebehoort. De Bhagavad Gita, het meest beroemde
boek uit India bijvoorbeeld, beschrijft de dramatische oorlog tussen ‘de
kinderen van het licht’ (de Pandava’s) en ‘de kinderen van de
duisternis’ (de Kauarva’s), waarin Heer Krishna optreedt als middelaar
om die oorlog te beslechten, die zijn oorsprong heeft in de ‘hemelen’.
In de Mahabharata (het ‘grote heldenepos’) kunnen we meer
hierover lezen. Heer Krishna onderricht vooral hoe de mens door
‘innerlijke opstanding’ tot volledige bevrijding kan komen.
Diepgaande apologie
In
412 begon Augustinus op verzoek van zijn vriend Marcellinus, een hoge
ambtenaar van de Romeinse staat, met het schrijven van zijn boek De stad van God.
Marcellinus maakte zich grote zorgen over het toenemend aantal
aanvallen op het vroege christendom, vooral vanuit invloedrijke heidense
kringen in Rome, die het christendom verantwoordelijk stelden voor de
aftakeling van het Romeinse Rijk met zijn vele goden, waarvan Caesar,
die zichzelf als een afstammeling van Venus beschouwde, een van de
belangrijkste was. De stad van God is in diepste wezen een
uitvoerige en diepgaande apologie (verdedigingsleer) van de christelijke
godsdienst. Toen Augustinus in 426 zijn grote werk voltooid had, zag
een grandioos overzicht van de geschiedenis van het mensdom, aangevuld
met diverse toekomstverwachtingen, het daglicht.
Van de vijfde tot de twintigste eeuw trok De stad van God
een uitermate groot en veelsoortig lezerspubliek. Talloze christenen,
maar ook niet-christenen, monniken en vorsten, filosofen en theologen,
geleerden en politici werden geïnspireerd door dit werk, dat veel
bewondering en respect genoot. Zelfs de gnostici die het Augustinus
kwalijk namen dat hij gebroken had met het gedachtegoed van Mani, door
Augustinus onder andere beschreven in zijn Belijdenissen, hadden waardering voor dit magistrale werk. Tekst van Mani
Men
hoeft het niet altijd eens te zijn met Augustinus om te zien dat De
stad van God niet alleen een boek van centraal belang is in de
geschiedenis van Europa, maar ook een werk waaruit we meer kunnen
begrijpen over de ‘val van de mens’ en de mogelijkheid van zijn
‘opstanding’. Dat in onze tijd stripverhalen en tweets vaak een grotere
invloed lijken te hebben dan overgeleverde wijsheid, zegt meer over het
voortschrijdende cultuurverval dan over de diepe inzichten van Aurelius
Augustinus. Wellicht zijn we in de loop der tijden niet alleen onszelf
vergeten, maar vooral hét Zelf. In zijn Belijdenissen, boek X, beschrijft Augustinus dit als volgt:
‘En
de mensen bewonderen de hoogte van de bergen, de geweldige golven van
de zee, de brede stromen van de rivieren, de uitgestrektheid van de
oceaan en de omwentelingen van de sterren, maar vergeten zichzelf’.
Het
was de Italiaanse dichter, prozaïst en humanist Francesco Petrarca
(1304-1374) die in 1336 op de top van de Mont Ventoux deze passage
voorlas aan zijn broer Gherardo, die als eerste de top bereikte.
Gherardo beleefde een ‘innerlijke opstanding’ en werd monnik. Francesco,
die in Rome de ‘dichterskroon’ ontving, zal heel zijn leven in
vertwijfeling blijven tussen de ‘top’ en de ‘voet’ van de berg. Wie
echter de Bergrede van de Christus vanuit zijn hart verstaat,
heeft ‘voet’ en ‘top’ verenigd in Bewustzijn. Francesco kon uitermate
fraai schrijven over het eenzame leven, maar zijn ogen hadden meer
ruimte nodig dan die van een kloostercel.
‘Pandemonie’
Pan staat voor het kwaad, de duivel, de diabolos,
de verstrikker, ‘hij die alles verwart’, bewust dooreen haalt, waardoor
maar al te vaak waarheid tot leugen wordt en leugen tot waarheid.
Als
in de Middeleeuwen een epidemie of pandemie optrad, betekende dit voor
hen die wat dieper over het leven nadachten, dat het natuurlijke
evenwicht in de natuur of in de menselijke samenleving grondig was
verstoord. Alles is met allen verbonden. Als de Universele Wet, die het
leven beschermt, wordt geschonden, ondervindt men vroeg of laat de
gevolgen ervan.
Wat men zaait, bewust of onbewust, oogst men. Het is
de wet van oorzaak en gevolg, die in het hindoeïsme, maar vooral door
de Boeddha buitengewoon diep is uiteengezet. Later onderrichtte ook
Jezus deze wet, die vooral bekend was bij de Essenen. (De eigenlijke
naam van Jezus was Yehoshua, ook wel geschreven als Jeshua, dat ‘de Heer
is redding’ betekent.)
Volgens
de Griekse arts Hippocrates (460-ca.377 v. Chr.), de ‘vader van de
geneeskunde’, staan epidemieën in relatie tot een verstoring in de
natuur, speciaal in relatie tot verstoringen in het het geestelijke en
fysische klimaat. Hij beschouwde iedere ziekte vanuit het geheel.
Verbonden aan de artsenschool van Cos, onderrichtte hij zijn leerlingen
in de levenswetten en liet hen ‘de eed van Hippocrates’ afleggen, die
een hoge moraal vereiste. Artsen leggen deze eed nog altijd af, al lijkt
het er wel eens op dat sommige artsen ‘de eed van Hypocritus’ hebben
afgelegd. Later bevestigde de ‘goddelijke’ (divinus) arts
Claudius Galenus (ca.130-210), lijfarts van de wijze Romeinse keizer
Marcus Aurelius, het werk van Hippocrates en zorgde voor de verspreiding
ervan. Toen echter de Zwitserse controversiële arts en alchemist
Paracelsus (1493-1541) het in zijn colleges te Bazel waagde scherpe
kritiek te geven op Galenus, kostte hem dat zijn baan. Toch wist ook hij
dat epidemieën een verstoring van het natuurlijke evenwicht
symboliseren en vooral een breuk inhield met de spirituele wereld.
Het ‘levensreddende vaccin’
Zeker,
er zijn talloze oorzaken te bedenken van allerlei ziektes en van de
catastrofale gevolgen van bepaalde bacteriën en virussen. Louis Pasteur
en Robert Koch hielden zich daar in de negentiende eeuw intensief mee
bezig, helaas nogal eens gedreven door ambitie en de zucht naar roem.
Bij hen werd op een gegeven moment het vaccin hét reddende middel.
Bij
het ontstaan van de farmaceutische industrie gebruikte men in plaats
van de planten als basis voor het vervaardigen van geneesmiddelen (pharmakos = Grieks voor plant)
steeds meer chemische substanties, die het lichaam kunnen vergiftigen.
Vaccins bijvoorbeeld bevatten niets plantaardigs meer. Momenteel worden
er zelfs in zeer snel tempo miljarden ‘veelbelovende’ vaccins aan de
lopende band geproduceerd met mogelijk levensgevaarlijke gevolgen
vanwege o.a. het gebruik van gen- en nanotechnologie. Medici van
internationale naam en faam, zoals dr. Sherri Tenpenny, dr. Vernon
Coleman en dr. Geert vanden Bossche hebben ons hier uitdrukkelijk
opmerkzaam op gemaakt.
Het ‘levensreddende vaccin’, eindeloos
vanachter gemaskerde gezichten aangeprezen door ‘gezondheidsambtenaren’
en politici, lijkt de nieuwe panacee te zijn. Maar de exacte
samenstelling ervan wordt stilgezwegen. Bovendien wenst de
farmaceutische industrie op geen enkele wijze enige verantwoordelijkheid
te dragen voor eventuele schadelijke ‘bijwerkingen’, zoals een
plotselinge dood, hartaandoeningen, hersenbeschadigingen, trombose. Ook
hier wordt nauwelijks over gesproken en worden de cijfers gemanipuleerd.
Om
‘terug te kunnen keren naar normaal’ moet de kwaadaardige reusachtige
octopus die coronapandemie heet, verslagen worden door het
‘levensreddende vaccin’.
Het uiterst intelligente immuunsysteem van
de mens wordt niet alleen stap voor stap bedreigd door een onheilzame
levenswijze, verkeerde voeding, te weinig beweging en het vaak ontbreken
van een spiritueel levensdoel, maar wordt tijdens deze pandemie vooral
onderworpen aan de grillen van Big Pharma die jaarlijks haar perverse
rituele miljardendans uitvoert rondom de bijna sacraal verklaarde
‘nieuwe generatie vaccins’.
Deze
vaccins zouden wel eens de dodelijke slag kunnen betekenen voor het
door de Schepper van alle leven aan de mens meegegeven immuunsysteem,
dat de mens in goede gezondheid houdt en ziektes die door bepaalde
verstoringen in relatie tot de natuur zijn ontstaan, op een natuurlijke
wijze ‘bestrijdt’ en geneest. Het herstel van het natuurlijk evenwicht
is hierbij van primair belang.
Moreel verval en werkelijke verlossing
Maar
woorden als Schepper en schepping zijn kennelijk nog meer taboe dan wat
zogenaamde complottisten na grondig onderzoek vanuit hun vakgebied naar
voren brengen. Op dit moment voltrekt zich in de wereld een moreel
verval op allerlei gebied. De totale negatie van de Universele Wet leidt
er uiteindelijk toe dat ziektes, conflicten en oorlogen, hoe ze ook
zijn ontstaan, alleen maar toenemen. Hierdoor wordt de fundamentele
bevrijding van het lijden van talloze mensen steeds meer tegengehouden.
Niet
alleen het voortbestaan van de mensheid wordt ernstig bedreigd, maar
ook kunnen duistere krachten in snel tempo steeds meer hun boosaardige
plannen realiseren. Pas als het ware inzicht doorbreekt in de menselijke
geest hoe ziekte, lijden en dood ontstaan, pas als er innerlijk gehoor
wordt gegeven aan de spirituele kosmische wetten en het innerlijk pad
betreden wordt, dan kan er pas sprake zijn van ware bevrijding,
werkelijke verlossing, een waarachtige innerlijke opstanding,
een ‘paaswake’ die uitmondt in de definitieve overwinning van de dood.
‘Dood, waar is je angel’, zegt Paulus in 1 Korintiërs 15:55.
Door
stapsgewijs de Universele Wet te schenden en een eigen weg te willen
volgen, aangestuurd door steeds weer nieuwe verlangens, raakte het
contact met het geheel steeds meer verloren, degenereerde het leven,
kwamen ziekte, lijden en dood in de wereld en ontstond er een breuk
tussen ‘hemel en aarde’. Dit is inherent aan het scheppingsgebeuren
vanwege de aan de mens geschonken vrije wil en de daaraan verbonden
mogelijkheid tot het maken van keuzes, ook al ontkennen in onze tijd
steeds meer wetenschappers het bestaan van de vrije wil.
Breuk tussen ‘hemel en aarde’
De
breuk tussen ‘hemel en aarde’ kan alleen maar geheeld worden door terug
te keren tot de levenbeschermende Universele Wet. In het Genesisverhaal
wordt de breuk tussen ‘hemel en aarde’ gesymboliseerd in het niet meer
willen ‘eten’ van de vruchten van ‘de levensboom’ (de Universele Wet),
maar van die van ‘de boom van kennis van goed en kwaad’ (de boom van
dualiteit). (Meer hierover in mijn boekje Van levensboom tot kruis.)
Deze breuk leidde tot de dramatische ‘val’ van de mens in de dualiteit,
waarbij ‘de oorlog die in de hemelen uitbrak’ als gevolg van het
wangedrag van ‘de gevallen engelen’ een centrale rol speelde.
(Zie hiervoor het manifest Code Rood: Alarm!).
De dualiteit openbaart zich zelfs in ons lichaam: twee hersenhelften,
twee oren, twee neusgaten, twee lippen, twee longen, twee ribben, twee
hartkamers, twee zaadballen / twee eierstokken, twee benen, twee voeten.
Wedergeboorte
Jezus
onderricht in logion 22 (twee maal twee!) van het evangelie van Thomas
dat we het Rijk, een poëtische naam voor Bewustzijn of het Zelf, weer
kunnen realiseren als we de twee tot één maken. In de Indiase
advaitatraditie is dit een heel bekend thema, uitgewerkt in
verschillende upanishads. Pas als we ons weer richten naar de
levenbeschermende Universele Wet, opent zich opnieuw de weg tot het ware
spirituele mens-zijn, tot de vereniging met de Vader, het grondeloze
Zijn, dat gekenmerkt wordt door absolute vrede en gelukzaligheid in
tijdloosheid. Het is een terugkeer naar het hart van het volle leven,
beschreven in de parabel van de verloren zoon. (Zie: M.M., Een zaaier ging uit.
Over de parabels van Jezus, deel 1, 20102, p. 144-169.) Tijdens de
terugkeer naar huis transfigureert ons stoffelijk lichaam tot een
‘geestelijk lichaam’, waarna de ultieme realisatie, de vereniging met
‘het Licht van alle werelden’, de Christus, het eeuwige Zelf, zich kan
voltrekken. Het is een wedergeboorte die tot innerlijke opstanding
leidt. In ieder mens is de innerlijke christos aanwezig, in de evangeliën de ‘christos in ons’ genoemd, ‘het grootste mysterie’ van het bestaan.
Het spirituele hart: van Bethlehem naar Golgotha
Welke
farmaceut, epidemioloog, viroloog, politicus of bankier is hiervan op
de hoogte? Wie van hen is bereid om hetgeen de Christus gezegd én
voorgeleefd heeft, diepgaand te onderzoeken in het laboratorium van zijn
hart? Wie van hen heeft de moed om dieper te kijken dan zijn meest
geavanceerde elektronenmicroscoop reikt? Een dergelijk onderzoek kan
alleen maar plaatsvinden in het spirituele hart, in de taal der
mysteriën ‘Bethlehem’ genoemd, Hebreeuws voor ‘voedingshuis’. Immers,
het is in het hart waar via het bloed de spirituele voeding uit de
‘hemel’, ‘manna’ genoemd, wordt omgezet in puur licht.
Manna
is de werkelijke ‘spijs’ die genuttigd werd tijdens het Laatste
Avondmaal van de Christus met zijn leerlingen. Ook voor ieder van ons
die loskomt van alle ‘wereldse maaltijden’, de eindeloze verlangens,
breekt ooit de dag van het laatste avondmaal aan. Het hart is veel meer
dan een ‘holle spier’. Het is het belangrijkste orgaan in ons lichaam,
dat een veel sterkere uitstraling heeft dan het hoofd, in de mysteriën
Golgotha (schedelplaats) genoemd. In de voorchristelijke mysteriën was
hierover al veel bekend. Doordat tijdens de kruisiging van Jezus ‘de
sluier van de tempel uiteenscheurde’, konden de lang verborgen mysteriën
(geheimenissen), speciaal die van het hart, geopenbaard worden aan
iedereen ‘van goede wil’.
Jezus zei: ‘Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.’ (Matth. 6:21)
Maar
de meeste mensen verzamelen liever ‘de schatten van de wereld’ en
missen zo ‘de schat in de akker’ (het lichaam): het spirituele hart.
(Zie: M.M. , De laatsten zullen de eersten zijn.
Over de parabels van Jezus, deel 2, 2001, p. 104 -126.) Velen zijn
beter thuis in kunstharten dan in de geheimenissen van het hart. Menig
‘gelovige’ begrijpt niet eens meer een icoon, gebrandschilderd raam,
schildering, of beeld, waarin de Christus is afgebeeld met een groot
stralend hart. De heilig hartbeelden van Jezus symboliseren de Christus
die de wereld het meest kostbare van Zichzelf heeft geschonken: de
universele liefde vanuit zijn spirituele hart.
Pas als het
Christusbeginsel in ons ontwaakt en tot volle bloei komt, wordt
werkelijke bevrijding mogelijk. ‘Zalig de zuiveren van hart’ , zegt
Jezus in de Bergrede en Paulus schrijft in zijn Brief aan de Romeinen
dat de werkelijke besnijdenis er een is van het hart. (Rom. 2:29)
In
het soefisme, bij Rumi bijvoorbeeld, wordt het spirituele hart
herhaaldelijk in relatie gebracht tot Zelfrealisatie. ‘Brahman woont in
de holte van uw hart’, zeggen de upanishads. En in het
mahayana-boeddhisme is sprake van ‘de harteleer’ van de Boeddha, veelal
vergeten in het theravāda-boeddhisme, dat zich er vanuit ‘de leer der
ouden’ op beroept de oudste traditie van de Boeddha weer te geven.
Een goed bericht
Om God te verwerkelijken is gnosis
(kennis van het hart) nodig. Dan komt het Woord, het eeuwige AUM tot
manifestatie in ons en verdwijnen alle ideeën en beelden over wie of wat
God is. De goddelijke essentie in het hart, volgens de gnostische
leringen gezeteld in ‘de top van de rechterhartkamer’, dient eerst tot
ontwaking, tot ‘opstanding’ te komen in ons lichaam, door Plato ‘het
graf van de ziel’ genoemd.
Vanuit
de taal der christelijke mysteriën beschouwd, is dit ‘graf’ afgesloten
met een ‘grote steen van onwetendheid’. Pas als deze is weggerold, wordt
het mysterie van de opstanding in volle glorie zichtbaar. De innerlijke
Christuskracht is tot werkzaamheid gekomen, waardoor de in het lichaam
gevangen ziel tot volledige bevrijding kan komen en de breuk tussen
‘hemel en aarde’ van binnenuit geheeld kan worden. Er is dus een echt
‘goed bericht’, een uiterst ‘goed bericht’ zelfs! Het Nederlandse woord
‘evangelie’ is afkomstig van het Griekse woord eu aggelion, dat
letterlijk ‘goed bericht’ betekent. Laten we ons vertrouwen niet
stellen op zogenaamde wijzen en geleerden, op schriftgeleerden en
redetwisters, waarvan Paulus zei: ‘Heeft God de wijsheid van de wereld
niet tot dwaasheid gemaakt?’ (1 Kor. 1:20) Laten we volkomen vertrouwen
hebben in de enige echte panacee, het bewandelen van het pad van
Bethlehem naar Golgotha, verborgen in de tijdloze kerst- en
paasmysteriën. Wat zei Jezus ook al weer? ‘Wie zal in de eindtijd mijn
naam nog durven te noemen?’
Hora est
‘Hora
est!’ Het is tijd, de hoogste tijd! Deze woorden klinken als een alles
doordringend bazuingeschal dat overal ter wereld hoorbaar is.
In
plaats van dat de mensheid geestelijk ‘voedsel’ en ‘levenswater’
ontvangt, wordt haar dagelijks door een diabolische machtselite giftig
voedsel aangereikt. Deze machtselite wil de mensheid ‘decimeren’ en de
‘overblijvers’ tot slaaf maken in haar nieuwe wereldorde. Omdat de
meeste mensen helaas niet inzien dat er een fundamentele breuk is
ontstaan in hun spirituele leven in relatie tot het heel en het al,
hebben ze hun gezondheid uitgeleverd aan een kaste van wetenschappelijke
hogepriesters, die meer over bacteriën, virussen en vaccins weet dan
over de Universele Wet in relatie tot de helende en liefdevolle kracht
van het Ene, dé Ene. Een dergelijke kaste kan nimmer bijdragen tot de
definitieve bevrijding van ziekte, lijden en dood. Ook verstarde
godsdiensten en religieuze stromingen zijn daar niet toe in staat. Ze
hebben triest genoeg bijna allemaal in heel de wereld bijgedragen aan
strijd, oorlog, twist, foltering, inquisitie. Tallozen leven in
verwarring.
Pas als het hoofd zich neervlijt in het hart, wordt de fluistering van het mysterie gehoord en opent zich het innerlijk
pad van Bethlehem tot Golgotha, de weg van de spirituele wedergeboorte,
die ons voorgoed bevrijdt van het rad van geboorte, ziekte, lijden en
dood.
‘Welke arts kan genezen
zonder het medicijn
van het ware inzicht?’
M.M., Klein Testament of hoe je verlichting vermijdt, 2013, p. 82
Meer
over het mysterie van Bethlehem tot Golgotha is te lezen in de drie
delen ‘Over de parabels van Jezus’, die ik de afgelopen jaren schreef.
Ook in de komende Nieuwsbrieven zal regelmatig naar deze delen verwezen
worden. In overleg met mijn uitgever is daarom besloten deze drie delen een aantal maanden tegen gereduceerde prijs aan te bieden.
(Zie bijgevoegde advertentie.) In zo’n 900 pagina’s kunt u lezen over
het leven van Jezus (Jeshua) en het Christusmysterie. Drie rijk
geïllustreerde boeken, waarin gnostische teksten, teksten uit de
canonieke en niet-canonieke (apocriefe) Bijbelboeken, leringen van de
Essenen en van de katharen en mystieke overleveringen u meer inzicht
hopen te geven in het spirituele leven.
Marijke
en ik wensen u van harte ‘zalig Pasen’ toe, in het besef dat dit feest
ter gedachtenis aan de opstanding van de Christus tot voorbeeld moge
dienen voor onze eigen innerlijke opstanding.
Marcel Messing, Pasen, ‘Goede Vrijdag’, 2021
Bron: http://www.marcelmessing.nl/nl/artikelen/nieuwsbrief/p404