Dertig spaken omringen de naaf,
maar alleen door de leegte in het middelpunt
kan het wiel draaien.
Van leem kan men vaten maken,
maar door de leegte erin kan het gebruikt worden.
Een huis kan pas bewoond worden door de lege ruimtes erin,
waar deuren en ramen toegang toe geven.
Het zijn is alleen maar van nut
door het niet-zijn, de leegte.
Tau Te Tjing 11
Verhuizing
15 juni 2015.Van Brugge verhuisd
naar de Franse Pyreneeën. Honderden verhuisdozen. Vooral dozen vol
boeken. Eerst de lege dozen volmaken, dan weer leegmaken. Lege
verhuisdozen tonen iets wonderlijks. De leegte erin, omkaderd door een
vorm, kan gevuld worden en dan weer geledigd. De lege verhuisdoos heeft
de potentie gevuld te kunnen worden. Met duizend-en-een dingen.
Wat is de essentie van die leegte? Is er een essentie? De kwantumfysica leert ons dat vormen op subatomair niveau hun contouren volledig verliezen. Een dans van atomen, deeltjes, golven, nog kleiner, nog kleiner, grondeloos substraat. Leegte... Leegte omkleedt leegte. Een kiezelsteen voor de geest, kortom een koan. Kwantumfysisch gezien blijkt het niets niets anders te zijn dan niet-iets en bevat het niet-zijn de eindeloze potentialiteit tot het zijn, waarmee meteen Shakespeare’s to be or not to be een niet bestaande tegenstelling blijkt te zijn en Sartre’s l’être et le néant een achterhaalde filosofische beschouwing. Het scheppende Woord van het in den beginne, dat ‘vlees geworden is’ (Johannesproloog), is de grondtoon (het eeuwige AUM) die oprijst uit de grondeloze Stilte.
Stilte en Woord zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden, een kosmische ademhaling van in en uit, een ‘ebben en vloeden’ (Van Ruusbroec). Ze horen bijeen, zijn geen dualiteit, maar vloeien op natuurlijke wijze in elkaar over (kosmische dag en nacht), zoals waken en slapen.
Wat is de essentie van die leegte? Is er een essentie? De kwantumfysica leert ons dat vormen op subatomair niveau hun contouren volledig verliezen. Een dans van atomen, deeltjes, golven, nog kleiner, nog kleiner, grondeloos substraat. Leegte... Leegte omkleedt leegte. Een kiezelsteen voor de geest, kortom een koan. Kwantumfysisch gezien blijkt het niets niets anders te zijn dan niet-iets en bevat het niet-zijn de eindeloze potentialiteit tot het zijn, waarmee meteen Shakespeare’s to be or not to be een niet bestaande tegenstelling blijkt te zijn en Sartre’s l’être et le néant een achterhaalde filosofische beschouwing. Het scheppende Woord van het in den beginne, dat ‘vlees geworden is’ (Johannesproloog), is de grondtoon (het eeuwige AUM) die oprijst uit de grondeloze Stilte.
Stilte en Woord zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden, een kosmische ademhaling van in en uit, een ‘ebben en vloeden’ (Van Ruusbroec). Ze horen bijeen, zijn geen dualiteit, maar vloeien op natuurlijke wijze in elkaar over (kosmische dag en nacht), zoals waken en slapen.
Het niets, de grondeloze leegte,
is de ‘oerzee’ (Genesis), het nog niet gemanifesteerde zijn (chaos)
waarin Geest als trilling energetisch werkzaam is en zich in het
reflecterend bewustzijn van de mens kan manifesteren als Bewustzijn
zonder begin en einde. En dat alles in een kosmisch ritme, een Grote
Ademhaling van in en uit. Bij de inademing verdwijnen alle zichtbare
levensvormen in de grondeloosheid, de zogenoemde leegte (adempauze
tussen in en uit) om bij de uitademing in ‘de tienduizend dingen’ weer
zichtbaar te worden. Het niets, de leegte, ‘de graal’, die onafgebroken
dag en nacht het leven ‘voedt’, is onuitputtelijk.
Waar verhuisdozen al niet toe kunnen leiden.
Tao is een onuitputtelijk vat van leegte,
grondeloos, voorafgaand aan alles wat is.
Hoeveel er ook uit geput wordt,
het blijft onuitputtelijk,
volkomen leegte,
oorsprong van de tienduizend dingen.
Tao Te Tjing 4
‘Kwantumzee van licht’
Het licht, in de gedaante van de
zon, wordt in bijna alle religies vereerd als bron van alle leven. In
mystieke stelsels wordt gesproken van het geestelijk licht dat het zijn
doordringt, het purusha van de Veda, de meest subtiele substantie die
het heelal doordringt en die zich openbaart via prakriti, de materie of
moederstof (‘moeder der duizend dingen’). Prakriti bestaat uit dezelfde
oersubstantie als purusha, maar in een ‘lager’ trillingsgetal en wordt
bepaald door een aantal kwaliteiten of hoedanigheden, de drie guna’s.
Het licht dat wij dagelijks zien
is slechts een zeer flauwe afspiegeling van het geestelijk licht, door
zenmeester Dogen Zenji (1200-1253) ‘het ware licht’ genoemd, geheel in
de traditie van Bodhidharma.
Dogen Zenji
In de Shōbōgenzō (verzamelde gesprekken en essays) wordt dit alom aanwezige ‘ware licht’ door Dogen ‘onze ware natuur’ genoemd. Plato verwoordde het geestelijk licht in zijn allegorie van de grot (De Staat, het zevende boek): geketend aan de wereld der vormen, afgekeerd van het (innerlijk) licht, zien we alleen maar het schaduwspel van onze eigen projecties.
Dogen Zenji
In de Shōbōgenzō (verzamelde gesprekken en essays) wordt dit alom aanwezige ‘ware licht’ door Dogen ‘onze ware natuur’ genoemd. Plato verwoordde het geestelijk licht in zijn allegorie van de grot (De Staat, het zevende boek): geketend aan de wereld der vormen, afgekeerd van het (innerlijk) licht, zien we alleen maar het schaduwspel van onze eigen projecties.
Het licht dat zich manifesteert
via onze zintuigen is samengesteld uit ontelbare fotonen en. Het is
slechts een afspiegeling van ‘het ware licht’, het Licht der lichten.
Het is de Ungrund (Boehme) of ongrond (Van Ruysbeek) van alles,
substraat van alle zijn, dat pas manifest wordt in ons als we de ketenen
van het schaduwrijk verbreken en ons omkeren naar het volle licht.
In de kwantumfysica wordt
gesproken over het Zero Point Field (nulpuntveld), een oceaan van
microscopische vibraties die alles en allen verbindt, een superkracht
die reeds vele namen kreeg, zoals prana of brahman (India), manas
(Polynesië), tao (China), ain-soph (Kabbalah), implicate order (David
Bohm), élan vital (Bergson), Orgon (Wilhelm Reich) en vrill (in de
esoterie). Wetenschapsjournaliste Lynne MacTaggart beschrijft in haar
boek Het Veld dat het Zero Point Field een ‘kwantumzee van licht’ is,
die een oneindige voorraad energie bevat.
Oogverblindend licht
Het Atman van de hindoes wordt in
de upanishads talloze malen omschreven als het zuiverste licht. Als
Jezus zegt: ‘Ik ben het licht der wereld’ (Johannes 8,12 ), dan wordt
met dit ‘ik’ niet het ego bedoeld, maar het Atman dat brahman is, dat
zich vanuit leegte in de wereld der verschijnselen als volheid
openbaart.
Van het licht van het naar alle
kanten in het universum gerichte ‘stralende, wonderbaarlijke, grenzeloze
gelaat’ van Krishna wordt in de Bhagāvād Gitā gezegd: ‘Als aan de hemel
plotseling het licht van duizend zonnen tegelijk zou oplichten, zou dit
enigszins de schittering van dit wezen benaderen.’ Door dit
oogverblindende licht, dat nimmer door de zintuigen gezien kan worden,
schouwt Arjuna van binnenuit het hele universum met zijn talloze vormen,
bijeenkomend in één punt (hfdst. 11: 9-12). Krishna komt van het
Sanskriet Krsna en betekent ‘Dát wat alles aantrekt’.
In Het Esseense evangelie van de
vrede staan soortgelijke bewoordingen als in de Bhagāvād Gitā : ‘Als u
zonder met uw ogen te knipperen in de volle zon kunt kijken, dan kunt u
het verblindende licht van uw Hemelse Vader aanschouwen, dat duizendmaal
feller is dan het licht van duizend zonnen. Maar hoe zou u het
verblindende licht van uw Hemelse Vader kunnen aanschouwen, als u niet
eens het volle zonlicht kunt verdragen?’ De mysticus Johannes van het
Kruis doorschouwde dit licht vanuit het duister.
In de canonieke teksten wordt het
‘verheerlijkte lichaam’ van de Christus, het ‘Corpus Christi’, eveneens
‘oogverblindend’ genoemd. Dit verheerlijkte lichaam oftewel de
geopenbaarde (macro)kosmos als ‘lichaam’ van God’ wordt manifest vanuit
de leegte.
In sommige scholen van het
mahayana-boeddhisme is sprake van ‘het zuiverste licht’ of het ‘kosmisch
lichaam van de Boeddha’ (dharmakaya). In het boeddhisme van ‘het
zuivere land’ staat Amitabha centraal. Amitabha betekent ‘grenzeloos
licht’ en wordt gesymboliseerd als de Boeddha van de zogenaamde
‘westelijke hemel’.
Boeddha Amitabha
‘Het zuivere land’ symboliseert hetzelfde als ‘het beloofde land’, ‘het koninkrijk der hemelen’ ín ons (Jezus). Ook wij zijn het licht der wereld. Door ‘arm van geest’ (mind) te worden, vrij te komen van allerlei ‘smetten’ (conditioneringen), wordt dit ‘grenzeloze licht’ onpersoonlijk ‘ervaren’ als Dát wat is. Dit is de betekenis van ‘Zalig de armen van geest’. Ananda (zaligheid, innerlijke vrede) voor hen die leeg zijn van de smetten van de mind.
Boeddha Amitabha
‘Het zuivere land’ symboliseert hetzelfde als ‘het beloofde land’, ‘het koninkrijk der hemelen’ ín ons (Jezus). Ook wij zijn het licht der wereld. Door ‘arm van geest’ (mind) te worden, vrij te komen van allerlei ‘smetten’ (conditioneringen), wordt dit ‘grenzeloze licht’ onpersoonlijk ‘ervaren’ als Dát wat is. Dit is de betekenis van ‘Zalig de armen van geest’. Ananda (zaligheid, innerlijke vrede) voor hen die leeg zijn van de smetten van de mind.
De zoheid der dingen
De tathatā of zoheid van alle
dingen werd in Siddharta Gotoma manifest doordat hij het pad van het
midden ging, waarna hij de Boeddha werd genoemd. De ‘toestand’ van
verlichting is gerealiseerd. Boeddha komt van het Sanskriet bodhi, dat
licht betekent. Voortaan heet de Boeddha ook tathāgata, hij die tot de
zoheid van het bestaan gekomen is, de volmaakte. De soefi’s noemen deze
bestaanstoestand fihi ma fihi, het is zoals het is. De ísheid van het
bestaan is vervulling van leegte, waarbij leegte en volheid elkaar
vervolledigen, oprijzend uit het onkenbare, onnoembare ‘ware licht’, dat
voorafgaat aan ‘alle vaders en moeders’ (conditioneringen). Het is het
‘oorspronkelijk gelaat’ of de ‘oorspronkelijke natuur’, losstaand van
het rad van geboorte en dood.
In de Chandogya Upanishad vraagt
Uddalaka aan zijn zoon Svetaketu om het zaadje van een vijg te splijten.
Als hij dit doet, komt Svetaketu tot het inzicht dat het ‘niets’, het
‘niet-iets’, leegte als meest subtiele, onzichtbare bewustzijnkracht,
alles doorstroomt. Deze superintelligente bewustzijnskracht, substraat
van zijn en niet-zijn, van leegte en volheid, verbindt alles met allen
als een parelsnoer (van Krishna) en doordringt alles en allen. Tat tvam
asi (Dát zijt Gij), klinkt het herhaaldelijk in de Chandogya Upanishad.
Als ik afwezig ben, is Dát aanwezig. Absentie van mij is presentie van
Dát. Woorden van eenzelfde strekking vinden we terug in logion 77 van
Het Evangelie van Thomas, waarin Jezus zegt: ‘Klief het hout, dáár ben
ik [Dát]. Til de steen op, dáár zult gij mij [Dát, Atman] vinden.’ Er is
geen plek waar Dát niet is, ook niet in het niets, de leegte. Paradox
der paradoxen.
Geen vaste kern
De essentie van de leer (dharma)
van de Boeddha is dat alle verschijnselen ‘leeg’ zijn (sunyāta), geen
vaste kern, geen eigen, onafhankelijk bestaan hebben.
Sunyāta
Omdat we in een taaluniversum leven, willen we alles benoemen. Maar de naam is niet het verschijnsel dat door de toverlantaarn van onze geest geprojecteerd wordt op het doek van onze verlangens, gehechtheden en conditioneringen. Het woord ‘leegte’ is een verlegenheidswoord, een betekenisloze ruis in de silo van de taal. Het zegt niets.
Sunyāta
Omdat we in een taaluniversum leven, willen we alles benoemen. Maar de naam is niet het verschijnsel dat door de toverlantaarn van onze geest geprojecteerd wordt op het doek van onze verlangens, gehechtheden en conditioneringen. Het woord ‘leegte’ is een verlegenheidswoord, een betekenisloze ruis in de silo van de taal. Het zegt niets.
In werkelijkheid bestaan er geen
verschijnselen met een vaste kern, is er geen persoon met een vast ik.
Alle werkwoorden beginnen weliswaar met ik (gevolgd door jij, hij/zij,
wij, jullie, zij), maar bij nadere analyse blijkt dat het ik, dat
zichzelf steeds vooropstelt, slechts een samenraapsel te zijn van een
vermeende persoonlijkheid, zonder vaste kern. Aan de kapstok van het
denken kan niets worden opgehangen, behalve hoeden vol verlangens,
verwachtingen, conditioneringen, projecties, illusies, ideeën,
concepten, dogma’s.
Het ik lijkt op een luchtballon
vol stippeltjes. Vol van zichzelf ziet het zichzelf als schitterend
middelpunt van de sterrenruimte die het meent in te nemen. Maar als de
naald van inzicht deze illusie doorprikt is er eindeloze, onmetelijke
ruimte. Licht.
Op kwantumfysisch niveau is er
niet ‘iemand’ die over zintuigen beschikt, die iets denkt, bezit of
doet. Hij die meent kinderen te hebben of geld en niet beseft dat hij
niet eens en eigen ik heeft, is volgens de Boeddha een bālo, een dwaas.
(Dhammapada V,62) Zo iemand vertellen dat alle verschijnselen leeg zijn
(inclusief hijzelf), is proberen de Himalaya van inzicht in een
mosterdzaadje te persen. Zoals de lepel in een honingpot nimmer de smaak
van honing kan proeven, zo zal de dwaas de wijsheid van een wijze niet
kunnen smaken (de Boeddha).
De overschatte persoonlijkheid,
het vermeende ik, heeft enig bestaansrecht binnen de wereld van alledag,
van tijd en ruimte, maar speelt meestal een waanzinnige rol op het
wereldtoneel van verlangen en hechten, oorzaak van een zee van lijden.
Christus zegt: ‘Ik moet kleiner worden, Christus (Bewustzijn) in u
toenemen.’
De mens die wakker wordt uit de
slaap van vergetelheid ‘ervaart’ (zonder vaste kern) dat Bewustzijn
eindeloos is en het ik slechts een tijdelijke illusie, die maar al te
vaak serieus wordt genomen. Waar grenzeloze ruimte is, is geen plaats
voor inperking. Waar eindeloos licht is, heerst geen duisternis. Waar de
tegenstelling leegte en volheid, ja, alle tegenstellingen verdwijnen,
is ook het splijtende ik verdwenen.
‘Leegte niet echt leeg’
Zenmeester Huang Po, ook wel bekend als Hsi-Yün (9de eeuw), maakte duidelijk dat leegte niet echt leeg is.
Huang Po
‘De mensen schrikken ervoor terug hun ikbewustzijn los te laten, want ze zijn bang dat ze in een leegte zullen vallen en dat niets hun val zal kunnen stuiten. Ze weten echter niet dat de leegte niet echt leeg is, maar de enige uiteindelijke realiteit.’
Huang Po
‘De mensen schrikken ervoor terug hun ikbewustzijn los te laten, want ze zijn bang dat ze in een leegte zullen vallen en dat niets hun val zal kunnen stuiten. Ze weten echter niet dat de leegte niet echt leeg is, maar de enige uiteindelijke realiteit.’
De (astro)fysicus Stephen Hawking
schrijft in zijn boek Het heelal: ’Vóór de oerknal was er een leegte,
zo volstrekt dat zij de spot drijft met elke conceptie van leegte.’
De wereld der vormen is voor
talloze mensen een wurgende cobra geworden. Bijna ongemerkt worden ze
opgeslokt door eigen begeerten, door een hechten aan illusies. De mind,
die dit alles projecteert, projecteert tegelijkertijd als een vermeend
ego tijdruimtelijke energie, die verantwoordelijk is voor
‘wedergeboorte’. Hierdoor wordt het rad van samsara, van geboorte en
dood, in stand gehouden en daarmee het lijden. Totdat de giftanden uit
de bek van deze wurgslang worden getrokken door het vlammend inzicht dat
we niet zijn wat we menen te zijn, maar dat we Dát zijn, zonder
geboorte, zonder dood, grenzeloos Bewustzijn. Geboorte en dood vormen
bek en staart van de zelfgeschapen ouroboros (een slang die in zijn
eigen staart hapt), die we voeren met de muizenissen van de mind. Met
‘onze’ oorspronkelijke natuur, die overigens de natuur van alles en
allen is (dus niet iets ‘van mij’), heeft dit ‘reptiel’, dat zetelt in
de reptiele hersenen, niets te maken.
Rad van Samsara
Rad van Samsara
In het door onszelf gecreëerde
theater van het ik-gebonden leven verschijnen we enkele momenten op de
bühne van het wereldtoneel om iedere keer in een ander decor een andere
rol te vervullen. Onwetend schrijven wezelf het scenario van dit
theaterstuk, regisseren en acteren het en – indien nodig – zijn wezelf
de souffleur, terwijl we vanuit een zaal van onwetendheid toekijken en
er nog voor betalen ook. Dit alles overeenkomstig de gevolgen van ons
denken en handelen. Immers, wie meent íemand te zijn, produceert vanuit
een zogenaamde kern, het ik, een voortdrijvende energetische kracht die
na de ‘dood’ opnieuw belevendigd wordt. Ook oorzaken en gevolgen happen
in elkaars staart, totdat het moment aanbreekt dat de golf van egoïsme
gebroken wordt in de zee van waarheid en het beseft doordringt dat Dát
door ons heen handelt en er geen vruchten van handelingen meer zijn die
‘iemand’ toebehoren. ‘Niet ik, maar de Vader (‘ongrond’) handelt door
mij heen’, zegt Jezus.
Oorspronkelijke natuur
Hui Neng (637-714) kwam tot het
hoogste inzicht, ‘verlichting’, toen alles wat hij ooit geleerd had als
een blad van een boom in de herfst van hem afviel. Allemaal
‘non-sense’.
‘Eigen geest vinden, nergens op
rekenen.’ Deze woorden hoorde hij toen hij brandhout kapte. Er was
volkomen helderheid. In één ogenblik was alles duidelijk. Zijn haren
stonden overeind, zei hij later. Hij volgde weliswaar nog een aantal
lessen bij Hung-Jen, de vijfde zen-patriarch, waarbij hij zich vooral
richtte op de diamantsoetra, waarin leegte, wijsheid en de
‘volkomenheden’ die naar de ‘andere oever’ leiden, centraal staan.
Hui Neng doorschouwde dat ‘alles
leegte is’. De waarheid kan niet nagestreefd worden, niet bereikt, niet
gegrepen. Een plotselinge bliksemflits van inzicht trof hem. Het ego
viel als een rijpe vrucht van de boom van dualistisch kennen en
verlangen.
Hui Neng
Hui Neng
We hoeven geen bidsprinkhanen te
zijn en onze vleugels van onwetendheid tegen elkaar te wrijven om een
God in ‘de hemel’ te vermurwen of te smeken iets te verkrijgen tijdens
eindeloos knielen en opstaan. In de tot stilte gekomen kakelende geest
kan een mens rede en geloof, kennis en onwetendheid overstijgen en
samenvloeien met onze Vader, de grondeloze grond. Op de ‘top van de
berg’, symbool van universeel Bewustzijn, openbaart zich de
‘vervolmaking’, de oorspronkelijke natuur. Menig leerling valt helaas op
dit ultieme moment door zijn geconditioneerde bewustzijn in slaap en
mist zo de boot naar de ‘overkant’ van zichzelf, de vervolmaking. ‘Wees
volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is.’ Kom tot vervolmaking
in grondeloze leegte, die zich uitstrekt tot alle hemelrichtingen.
De oorspronkelijke natuur lijkt
veraf, maar is ‘nader dan handen en voeten’, dichterbij dan de eigen
hartslag. Eraan denken brengt ons mijlen ver ervandaan.
Leegte en volheid
Het pleroma (vol-ledigheid) van
de christen komt overeen met de uitspraak uit de Hsin-hsin-ming:
‘Ontwaken is ontstijgen aan zowel vorm als leegte’. Uitspraken als ‘God
is een eeuwig niets’ [niet-iets] van Eckehart en Silesius zijn al in de
Veda te vinden. De via negativa van de mysticus is gelijk aan het
neti-neti (niet dit, niet dat) van de Veda.
Zeggen dat alles leegte is en vorm ‘slechts’ een illusie, getuigt van onwetendheid. Ook de tijdelijke vorm is uitdrukking van ‘de enige uiteindelijke realiteit’.
Zeggen dat alles leegte is en vorm ‘slechts’ een illusie, getuigt van onwetendheid. Ook de tijdelijke vorm is uitdrukking van ‘de enige uiteindelijke realiteit’.
De door de spitsvondige rede
bedachte ‘godsbewijzen’ van de kerkleraar Thomas van Aquino (13de eeuw),
beschreven in zijn Summa Theologica, bleken ‘een strootje in de wind’
te zijn toen hij plotseling getroffen werd door een grondeloze ervaring.
Een liefdevolle oplawaai van het ‘ware licht’, dat ook Nicolaus Cusanus
trof toen hij op een boot gedachteloos naar de golven van de zee
tuurde. Golf en zee ineen, coïncidentia oppositorum (het samengaan der
tegendelen), licht in licht.Om
Dát te realiseren dienen alle ideeën, concepten en (schijnbare)
tegenstellingen in onze geest weg te vallen. Dat is de ware ‘armoede van
geest’. Jacob Boehme leert ons dat we ‘boven schepper en schepsel’
kunnen uitstijgen. Teresa van Avila spoort ons aan om als een ‘vlinder’
in het vuur van het eeuwige licht te verbranden en Eckehart verzuchtte:
‘God verlos mij van God’, voordat hij rust en vrede vond in de
oergrond.
Afhankelijk bestaan
Niets bestaat onafhankelijk.
Alles is met alles verbonden, verzinkt in één en dezelfde ongrond,
leegte. Paticcasamuppāda (de Boeddha) betekent de totale
interdependentie van alles, wat ook de snarentheorie van de fysica
steeds meer blootlegt.
Het uitblussen van het onjuiste
inzicht, een vaste kern (eigen atman of zelf) te hebben, heet nirvana.
Het is het einde van de zelfgeschapen mind control. De loopplank naar de
leegte is het pad van het midden, dat begint met het juiste inzicht.
‘Wie mij ook maar iets durft te
vragen over leegte krijgt een oplawaai met mijn stok’, zei zenmeester
Hakuin (1686-1769). En lekenbroeder P’ang (12de eeuw) schreef: ‘Grijp
leegte en leegte is vorm. Grijp vorm en vorm is leegte. Leegte en vorm
zijn niet van mij. Rechtop gezeten, zie ik mijn bakermat.’ Wie ‘rechtop’
zit, zit in zijn midden, vermijdt alle uitersten.
Wij zijn een dans van licht, een
golf in de oceaan, een flits in de tijd en tegelijkertijd het licht dat
tijd en ruimte overstijgt, de oceaan.
Toch leven de meeste mensen als een afgescheiden golf die neerslaat op de stranden der vergetelheid om daar uit te drogen in een verloren bestaan. Niets bestaat als een onafhankelijk deel. Alles is één.
Toch leven de meeste mensen als een afgescheiden golf die neerslaat op de stranden der vergetelheid om daar uit te drogen in een verloren bestaan. Niets bestaat als een onafhankelijk deel. Alles is één.
Spreken of schrijven over leegte
is uiteindelijk een onmogelijkheid. Beelden, namen, concepten zijn een
zichzelf verslindend vuur van betekenisloosheid. Bevrijding van waan en
daardoor ook van lijden is altijd onmiddellijk, zonder middel.
Het verhaal gaat dat nog vlak
voor de ‘dood’ van de Boeddha een leerling hem vroeg om nog één keer de
leer samen te vatten. De Boeddha zweeg, pakte vervolgens twee
bedelkommen, zette die omgekeerd op elkaar en ‘stierf’. Wat deelde de
Boeddha woordloos mee? Leegte in leegte. Wat begrepen een aantal
leerlingen? Dat zij na het heengaan van de Boeddha ter ere van hem
stoepa’s moesten bouwen. Maar een Boeddha gaat nergens heen, want hij is
van nergens gekomen.
Waar een lege bedelkom al niet toe kan leiden.
Antropoloog-filosoof en
vergelijkende godsdienstwetenschapper Marcel Messing woont na een
verblijf van 14 jaar in Brugge weer in de Franse Pyreneeën. Hij
publiceerde 25 boeken, vele artikelen en dichtbundels. Na honderden
lezingen en themadagen werkt hij nu in een rustiger tempo aan een aantal
publicaties, in het volle besef dat je, ondanks een aantal
verhuizingen, je je huis niet hoeft te verlaten om tot realisatie van
het Zelf te komen. Het is een kwestie van een innerlijke verhuizing.
Verhuisdozen zijn daarbij niet nodig.
Dit artikel is de complete weergave van een kortere versie, verschenen in Inzicht jaargang 7, nummer 4, november 2015
© Marcel Messing
Dit artikel is de complete weergave van een kortere versie, verschenen in Inzicht jaargang 7, nummer 4, november 2015
© Marcel Messing
Geen opmerkingen:
Een reactie posten