Het woord “ik” is maar een instrument;
het strookt niet met de realiteit.
Het is een noodzakelijk woord,
zelfs Boeddha gebruikt het.
Het is goed als communicatiemiddel, het geeft iets aan, maar het strookt met geen enkele realiteit.
Als ik “ik" zeg, gebruik ik simpelweg een woord om mezelf aan te duiden, maar als je in mij kijkt zul je daar geen ik vinden.
Ik heb het niet gevonden.
Ik heb gezocht en gezocht en gezocht.
Hoe meer ik naar binnen keek,
des te meer ging het in rook op.
Het ik bestaat alleen als je niet naar binnen kijkt.
Het kan alleen bestaan als je niet kijkt.
Zodra je kijkt verdwijnt het ik.
Het gaat net zo als wanneer je licht in een donkere kamer brengt; dan verdwijnt de duisternis.
Je blik naar binnen is een licht, een vlam.
Je vindt er geen duisternis –
en je ik is niets dan ingedikte duisternis.
mooiii adrie
BeantwoordenVerwijderen